Pinksteren: op zoek naar God in ons hart
Op Pinksteren, vijftig dagen na Pasen, dat grote feest van de Verrijzenis van Jezus, staat de gave van de Heilige Geest centraal.
Dat merkwaardige gebeuren wordt in de Bijbel het meest uitgebreid verhaald door de evangelist Lucas, maar dan in de eerste hoofdstukken van zijn tweede werk, de Handelingen van de Apostelen. Daarin beschrijft hij hoe Jezus gedurende veertig dagen na zijn lijden en dood verschijnt aan zijn leerlingen en vervolgens voor hun ogen opstijgt naar de hemel. Nadat de plaats van Judas Iskariot in de groep van twaalf door Mattias was ingevuld, daalt op de vijftigste dag, op het joodse Sjavoeot, een aloud oogstfeest dat ook verband houdt met de gave van de Tora, de Heilige Geest over hen neer – geen toeval, natuurlijk, want Jezus zelf is de Tora, de wet, komen vervullen.
Die Geest geeft de leerlingen de kracht om de blijde boodschap te verkondigen, waardoor uiteindelijk zelfs drieduizend toehoorders terstond het geloof aannemen. Aanvankelijk wisten de vele toehoorders echter niet goed wat ervan te denken. Daarop stak de apostel Petrus een redevoering af waarin hij de profeet Joël citeert. Die had eeuwen tevoren in naam van God het volk Israël gewaarschuwd voor de dreiging van de Assyriërs. Door Joël openbaarde God echter ook een heilvol toekomstvisioen voor Israël: „Ik zal mijn geest uitstorten over alle mensen, uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw grijsaards dromen zien, uw jonge mannen visioenen krijgen. Zelfs over de slaven en de slavinnen stort Ik mijn geest uit in die dagen.”
Rechtstreeks ervaren
De Geest brengt God dus tastbaar aanwezig in de schepping, en wel op een manier dat iedereen Hem rechtstreeks kan ervaren. Er lijkt geen bemiddeling meer nodig van priesters en profeten: iedereen, zelfs slaven, spreekt profetische worden, ziet visioenen [node:field_streamers:0] en krijgt dromen. Welnu, in Handelingen wordt dat visioen van Joël verbonden met wat de leerlingen van Jezus is overkomen: die eenvoudige vissers spreken in talen en verrichten wonderen in naam van Jezus, de verrezen Heer.
Ook uit de brieven van Paulus weten we dat de eerste christenen de werking van de Geest op een heel tastbare manier hebben ervaren: visioenen, profetische woorden spreken, spreken in talen of in tongen enzovoorts. Soms kan het najagen van die merkwaardige fenomenen een doel op zich worden. Daarvoor waarschuwde Paulus, en hij benadrukte dat de authentieke gaven van de Geest altijd in functie staan van de opbouw van de gemeenschap, waarin elk lid zijn eigen taak heeft. De voornaamste gaven zijn daarbij geloof, hoop en liefde, en het evangelie blijft altijd de toetssteen. Kortom, Paulus spoorde de gelovigen aan tot onderscheiding der geesten. Immers, een mens wordt in zijn hart niet alleen door Gods Geest bewogen, maar ook door minder heilzame krachten. Dus komt het eropaan te leren een onderscheid te maken tussen wat van Gods Geest komt.
Drie-eenheid
Geleidelijk ging de Kerk de Heilige Geest begrijpen als God zelf, als een persoon in de Drie-eenheid. Met andere woorden: wanneer we door het doopsel en het vormsel die Geest ontvangen is het God zelf die in ons komt wonen. Al zullen mystiekers zeggen dat Hij daar eigenlijk op een of andere manier altijd al was: of we nu gelovig zijn of niet, voorbeeldig leven of niet, we zijn een schepsel van God, en dus is zijn Geest – de Geest die bij de schepping over de wateren zweefde – ook in ons diepste binnenste altijd scheppend aanwezig.
Opmerkelijk dus dat net die persoon van de Drie-eenheid, die ons zo intiem nabij is, voor ons het moeilijkst lijkt te vatten. Of moeten we Hem niet vatten, maar Hem net laten werken? (cb)