Schatkamer van de liturgie: Heilig Hart [podcast]
Soundcloud
Om te luisteren en herbeluisteren onderweg, in de zetel, of voor het slapen gaan, open de podcast-app van Apple of installeer de gratis app van SoundCloud op je smartphone en voeg de reeks Schatkamer van de liturgie toe aan je bibliotheek – Apple / SoundCloud.
Het beeld van het hart
De veelvuldige H. Hart-colleges, -ziekenhuizen en andere H. Hart-instellingen getuigen van de grote verspreiding die de devotie voor het H. Hart kende eind 19e - begin 20e eeuw. De tijden zijn echter zo veranderd dat we vandaag nog moeilijk door de verouderde taal van het liturgische feest, en door de sentimentaliteit van de beelden die erbij horen heen kunnen kijken, naar de diepe wortels ervan. In deze podcast willen we er enkele terug blootleggen.
Daarvoor moeten we ons eerst laten raken door het beeld van het hart. Het doet ons afdalen naar het levende centrum van de innerlijke mens, waar alle tegenstellingen die wij neigen te maken tussen denken en voelen overstegen worden. Hier zijn we bij wat er ten diepste speelt in een persoon, niet slechts zijn opvattingen of gevoelens, maar iemands wezenskern.
Gods onmetelijke liefde
Nu kunnen we kijken naar Jezus. Zijn ménsenhart is ook Góds hart, aangezien in Hem “de liefde die God is zich onder ons heeft geopenbaard”. Daarom is Hij “zachtmoedig en nederig van hart,” en spreken we van zijn heilig Hart. Dit hart is de peilloze afgrond van Gods onmetelijke liefde waarvan de Schriftlezingen van het H. Hart-feest telkens spreken. En als dan op het kruis Jezus’ zijde wordt doorboord, wellen uit die diepe bron ‘stromen van levend water’ op.
Dat doet ons Kantiek 31 uit het Abdijboek zingen, het is het loflied uit Jesaja (hoofdstuk 12) dat op verschillend grote feesten klinkt in de liturgie, en zo ook op het feest van H. Hart (in het B-jaar): “Met vreugde zullen we water putten uit de bronnen van heil” (Jes. 12,3).
In de preek van Bonaventura klinken vervolgens een waaier aan klassieke motieven die bij heel wat vroege schrijvers met elkaar worden verbonden als ze stilstaan bij de diepte die wordt aangeboord als de lans naar Christus’ binnenste stoot. Bonaventura schrijft: “Uw diepte is zonder bodem, uw hoogte zonder grens, uw wijdte is niet te omschrijven, uw zuiverheid is onverstoorbaar.” Als Christus in de doodsslaap sluimert, maakt God óns uit zijn zijde – wij Eva, wij de Kerk, wij vinden in de opening in Christus’ zijde de rotsholte waarin we kunnen we schuilen. Christus aan het kruis is voor ons de rots waarop Mozes sloeg en waaruit nu water stroomt. Hier vloeien de paradijsstromen, de stromen van het nieuwe Jeruzalem waarvan de psalmen jubelen en zingen.
Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Hoofdcantor: Pieter Stevens. Met toestemming van de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie.
Uit de geschriften van de heilige Bonaventura, bisschop van Albano († 1274)
Ook gij, verloste mens, overweeg wie het is, hoe groot Hij is en hoe voortreffelijk, die voor u aan het kruis hangt, die door zijn dood de gestorvenen tot leven wekt. Om zijn dood treuren de hemel en de aarde en splijten harde stenen van verdriet.
Maar uit de zijde van de op het kruis sluimerende Christus moest de kerk worden gevormd en het Schriftwoord moest worden vervuld: ‘Zij zullen opzien naar Hem die zij hebben doorstoken’ (Joh. 19, 37). Daarom werd door een beschikking van God toegestaan dat een van de soldaten met een lans de heilige zijde doorboorde en opende, opdat daaruit bloed en water zouden vloeien als de prijs voor onze redding. Dit bloed en dit water stromen uit het diepst van zijn hart als uit een bron, geven kracht aan de sacramenten van de kerk om het leven van de genade mee te delen. En het is voor hen die al in Christus leven, een beker uit ‘de levende bron die opborrelt tot eeuwig leven’ (Joh. 4, 14) – waarover Christus de Samaritaanse vrouw sprak.
Sta dan op, mijn ziel, vriendin van Christus, wees als ‘de duif – uit Jeremia – die zich nestelt hoog in de rots’ (Jer. 48, 28), waak daar zonder ophouden als ‘de mus – uit de psalm – die een woning vindt’ (Ps. 84 (83), 4), verberg daar als een tortel de vruchten van een kuise liefde, open daar uw mond ‘om water te putten uit de bronnen van de Verlosser’ (Jes. 12, 3). Want hier is de bron – uit het scheppingsverhaal – die ‘ontspringt in het midden van het paradijs, in vier stromen gesplitst’ (Gen. 2, 10); zij stort zich uit in toegewijde harten en zo bevrucht en besproeit zij de hele aarde.Haast u met een vurig verlangen naar deze bron van leven en licht, wie gij ook zijt, vrome mens, en roep tot Hem met de innerlijke onstuimigheid van uw hart: onuitsprekelijke schoonheid van de verheven God en zuiverste klaarheid van het eeuwig licht, leven dat alle leven levend maakt, licht dat alle licht verlicht en veel vormen van schitterende lichten vanaf de eerste dageraad voor de troon van uw godheid bewaart. O eeuwige en ontoegankelijke, heldere en lieflijke stroom uit de bron, die voor de ogen van alle stervelingen verborgen is. Uw diepte is zonder bodem, uw hoogte zonder grens, uw wijdte is niet te omschrijven, uw zuiverheid is onverstoorbaar.
Uit Christus’ zijde ontspringt de stroom ‘die, zoals de Psalmen zeggen, de stad van God verblijdt’ (Ps. 46 (45), 5), die doet verlangen om ‘bij het schallen van jubel en lofgezang’ (Ps. 42 (41), 5) U te loven en uit ervaring te getuigen – met de woorden – : ‘Bij U ontspringt de bron die leven geeft, wij zullen in uw licht het Licht aanschouwen’ (Ps. 36 (35), 10).