Tot straks - Valérie Kabergs [column]
Een paar weken geleden stierf de buurman van opa plots. Zijn vrouw was er op dat moment niet bij. Het laatste wat ze met elkaar hadden uitgewisseld, was een ‘tot straks’. Die ‘tot straks’ kwam plots in een heel ander licht te staan. Onttrokken van alle evidenties. Terzelfder tijd ook sterker dan ooit een belofte.
Het deed me denken aan al de ‘tot straks-en’ die ik zelf uitspreek of krijg. In alle haast tegen mijn man, als we al allebei nog in huis zijn vlak voor vertrek, tegen mijn dochtertje aan de klasdeur, tegen de collega’s op het werk als we een aparte vergadering hebben, aan de telefoon of op Whatsapp tegen familie of vrienden, …
Dat elkaar weerzien nooit helemaal evident is; daar sta ik soms wel bij stil.
Dat er ook altijd een belofte uitgaat van een gedeelde ‘tot straks’ stond me minder sterk voor ogen. In die schijnbaar doodgewone woorden schuilt er dus veel dat we aan elkaar schenken. Ze getuigen van het voornemen en vaak ook verlangen om er na een langere of kortere tijd van afwezigheid opnieuw te willen zijn, samen met die ander.
Alleen aan God heb ik nog nooit ‘tot straks’ gezegd, bedenk ik me.
Is dat omdat ik ervan uitga dat Hij er altijd is? Misschien is zijn aanwezigheid soms wel te vanzelfsprekend geworden. Want ongetwijfeld verlies ik Hem meermaals uit het oog en plaats ik mezelf daardoor verder van Hem af. Een ‘tot straks’ zou dan eigenlijk gepaster zijn en zelfs kunnen uitgroeien tot een gebed. Iets als: Sorry, God. Ik besef dat ik nu ver van Jou ben, maar ik ben terug naar Je op weg. Tot straks. Wellicht zou Hij me op dat eigenste moment al tegemoet komen. Want zijn ‘tot straks’ is inderdaad een eeuwige belofte.
Valérie Kabergs is bijbelblogger en werkt voor CCV Hasselt.