Vasten is handwerk [column]
Handwerken is een typisch vrouwelijke bezigheid. Breien en naaien, spinnen en weven, borduren en haken. Meisjes leerden het vroeger op school. En in de nieuwe trend van overal opduikende handwerkclubjes zie je ook weer vooral jonge vrouwen. Het spel tussen garen en draad, naalden en wol, ligt nog steeds vooral in vrouwenhanden.
Misschien is het daarom dat ik bij het woord ‘vasten’ steeds vaker spontaan aan haaknaalden moet denken.
Want de vaste is een van de basissteken van het haken. Je begint elk haakwerk met het maken van een lus en daarin haak je een reeks lossen. Maar om tot echte substantie te komen, heb je vasten nodig.
Wie verder haakt, leert nog heel wat andere steken kennen. Er zijn halve vasten, stokjes en zelfs dubbele stokjes. Maar de basis blijft toch de vaste. Je hebt hem nodig om de boel aan elkaar te sluiten, om het vlak te vullen, om houvast te creëren.
Haken leert mij veel over het leven.
Je volgt een patroon, maar af en toe neem je de vrijheid om daarvan af te wijken. Je keert op gezette tijden je handwerk om, om in de andere richting te denken en te doen.
Je ziet je werk gestadig groeien, steek voor steek. Soms maak je een fout die je pas een paar rijen later ontdekt en dan moet je een stuk van je werk uithalen. Je herstelt de fout en haakt dan pas verder. Als je dat niet doet, blijf je die fout altijd zien: een rare bobbel of een gaatje waar er geen hoefde te zijn. Soms is dat niet erg, want het maakt je werk persoonlijker. Je maakt je werk zo kleurig als je zelf wilt: rustig in pastel of in twintig spetterende kleurtjes door elkaar.
Het mooie van een haakwerk is dat alle steken samen een geheel vormen. Eén steek kan op zichzelf niet overleven, maar een steek die deel uitmaakt van een heel haakwerk, haakt in zijn buursteken links en rechts, boven en onder. Zo wordt een haakwerk sterk.
In de vastentijd buig ik me over het haakwerk van mijn leven: waar en met wie ben ik verbonden?
Waar laat ik een paar steken vallen? Waar moet ik een extra rondje haken? Welke kleuren wil ik gebruiken? Wordt mijn werkje zoals ik het hoopte of moet ik zwaar gaan bijsturen? Volg ik genoeg het patroon waarin ik mijn wortels vind en ben ik voor de buitenwereld herkenbaar als volgeling van dat patroon? Ben ik thuis in de richtlijnen en de inspiratie van het patroon of moet ik daar toch wat meer aandacht aan besteden?
Ideale vragen voor de vastentijd. Misschien kan ik ondertussen nog een paar pannenlappen haken of een tasje. Of meedoen met het buurtproject straathaken, waar we samen mandala’s haken als straatoverkapping. Leve de vasten!