Walthère Dewé, de diepgelovige man die verzetsheld werd [portret]
Zijn geboortestad Luik eerde op 12 januari Walthère Dewé, die precies tachtig jaar geleden gedood werd door een Duitse officier in Elsene. ‘Een reus van het verzet’, zo wordt de Luikenaar in boeken over de geheime strijd tegen de bezetter genoemd. Dewé was een gewone, diepgelovige man die door de omstandigheden van de oorlog een verzetsheld werd.
Hij studeerde in 1904 af als burgerlijk mijnbouwingenieur en vond snel werk bij de Regie van Telefoon en Telegraaf (RTT), de verre voorloper van Proximus. Niets deed vermoeden dat Dewé een rol van betekenis zou spelen in de oorlog, maar de dood van zijn neef Dieudonné Lambrecht - gefusilleerd door de Duitsers - deed het leven van Dewé voor altijd veranderen.
In 1916 namen Walthère en zijn goede vrienden Herman Chauvin, een hoogleraar elektrotechniek, en pater Jean Desonay, een jezuïet, de leiding over van La Dame Blanche (De Witte Dame), het clandestiene inlichtingennetwerk dat Dieudonné Lambrecht had opgericht.
De drie bouwden het netwerk verder uit tot een geoliede machine die duizenden levens redde.
De belangrijkste verdienste was het aanleveren van informatie aan de geallieerden over de Duitse operaties en acties. Zo hielden leden het spoorverkeer en de Duitse politie in het oog.
Vier sectoren met één leider
Belangrijkste kenmerk van de organisatie was de compartimentering. Het land werd opgedeeld in vier sectoren met telkens één leider. Enkel de vier sectorleiders kenden Dewé en zijn medestanders Chauvin en Desonay. Door de rigide structuur kenden de leden elkaars identiteit niet, waardoor ze elkaar bij een eventuele arrestatie niet konden verraden. De Duitsers konden een tiental keren leden van het netwerk ontmaskeren, maar door de strakke organisatie is het functioneren nooit in gevaar geweest. Slechts drie leden kwamen om het leven.
Pater Desonay werd wel opgepakt door de Duitsers. Hij werd gedeporteerd naar Holzminden. Na de oorlog keerde hij levend en wel terug.
Uiteindelijk telde La Dame Blanche 908 gezworen leden en 180 helpers, verdeeld over heel België. Dewé en de zijnen rekruteerden de verzetslieden in alle lagen van de samenleving en het waren niet enkel onversaagde mannen.
Een derde van de leden waren vrouwen.
Ook academici en religieuzen droegen hun steentje bij aan het verzet tegen de Duitse bezetter. Eén op de tien verzetsmensen was een geestelijke.
Het geloof in de praktijk
Om het engagement van Walthère Dewé te begrijpen, helpt het een toespraak van zijn kleindochter Madeleine Lebrun-Dewé te lezen, bij de 60ste verjaardag van het overlijden. Zij spreekt over ‘la foi pratiquée’ - het geloof in de praktijk brengen, als ze het over haar grootvader heeft. ‘En zo heeft hij zijn leven ook geleid.
Zijn dagen leefde hij op het ritme van het gebed, bijgestaan door zijn deelname aan de activiteiten van zijn parochie en de ontelbare religieuze boeken in zijn grote bibliotheek.
En bijna elke dag verliet hij zijn werk bij de Regie om de mis bij te wonen in de kerk van Saint-Denis vlakbij zijn kantoor.‘
Na de Eerste Wereldoorlog werd Walthère Dewé tot Commandeur van het Britse Rijk benoemd door de Britse koning George V. De baas van het netwerk van spionnen keerde terug naar zijn anonieme leven als ambtenaar bij de RTT. Daar vulde hij zijn dagen tot in 1939 de Duitsers Polen binnenvielen. Dewé hoorde de plicht roepen in de vorm van een boodschap van de Britse geheime inlichtingendienst, met de vraag om het netwerk weer in leven te roepen. La Dame Blanche heette voortaan Clarence. Dewé verzamelde ouwe getrouwen rond zich en deed - onder meer dank zij de connecties van pater Desonay - ook weer een beroep op een grote groep priesters.
(Lees verder onder de foto)
In zijn boek Un giant de la résistance schrijft Henri Bernard over Dewé dat ‘zijn patriottisch geloof één was met zijn religieuze geloof’. In zijn netwerk figureerden ‘gebedspelotons’, die bestonden uit priesters - vaak op leeftijd -, vrome dames, religieuzen en leden van contemplatieve kloosterorden.
Een van die priesters van Paul Firket. Hij werd in juni 1942 door de Duitsers opgepakt omdat hij had geholpen neergeschoten geallieerde piloten te verbergen. Firket werd gefusilleerd. Pater Paul Désirant werd op 27 mei 1943 gearresteerd in zijn pastorij omdat hij explosieven had gestolen.
Toen hij op 31 augustus voor het vuurpeloton verscheen, zong hij het Te Deum.
Pater Karel Jacobs maakte ook deel uit van Clarence. Hij hielp met het opzetten van ontsnappingslijnen voor uit Duitsland ontsnapte krijgsgevangenen en eindigde in 1943 ook voor het vuurpeloton.
Dewé sprak in één van zijn rapporten over de invloed van God op zijn handelen. ‘Zijn steun heeft ons nooit ontbroken. We hebben altijd een zeer strenge morele code in onze acties gevolgd. Hoezeer ook de leugen, het verraad, het streven naar winst en duizenden andere strategieën vaak gepaard gaan met de professionele spionage, bij ons zijn ze nooit toegelaten. Wij hebben de vijand verslagen met de openhartigheid van de soldaat en het geweten van eerlijke mensen.’
Neergeschoten in Brussel
Dewé was getrouwd met Dieudonnée Salmon en had twee dochters en twee zonen. De echtgenote overleed op 14 januari 1943 aan een hartaanval. Dewé werd precies een jaar later, op 14 januari 1944, in Elsene neergeschoten door een officier van de Luftwaffe, nadat hij bij een aanhouding door de Feldpolizei was ontsnapt.
‘Monsieur Dewé was een heilige’, sprak monseigneur Louis-Joseph Kerkhofs, bisschop van het bisdom Luik tijdens de Tweede Wereldoorlog, over Walthère Dewé.
Tekst: Philippe Ghysens