Wilfried begeleidt vakanties voor religieuzen [Dikke Duim!]
Wilfried Meert (62), econoom en vicaris van de salesianengemeenschap in Oud-Heverlee, voelt zich nog ‘vrij jong’, maar leeft al bijna veertig jaar met een beperking. Na een val ‘raapte’ hij een ziekenhuisbacterie ‘op’. Helaas volgde erna een amputatie.
‘Het eerste wat de sociaal assistent van de toenmalige Mutualiteit der Religieuzen België (MRB) vroeg bij mijn priesterwijding, was of ik zin had om de vakanties voor religieuzen mee te begeleiden. Zo ben ik erin gerold, eerst als aalmoezenier.’
Toen MRB opging in het grotere CM-geheel, werd hij drie jaar geleden vakantieverantwoordelijke. Sindsdien brengen drie groepen van tachtig paters, broeders, zusters en ook priesters op rust, telkens een week vakantie door in Hotel Cosmopolite in Nieuwpoort-aan-Zee, een week in mei, juli en oktober.
Alles loopt nu onder de vleugels van Samana, het vroegere Ziekenzorg. ‘Samen met mijn prachtige ploeg van dertig vrijwilligers blijf ik ijveren dat er elke dag gebedsmomenten zijn én eucharistievieringen, want de meeste paters en zusters verblijven in woonzorgcentra en wonen slechts wekelijks een viering bij’.
Trots op vrijwilligers
Wilfried Meert is bijzonder trots op zijn vrijwilligers. Zij staan in voor de verzorging en de verpleging, volgen de medische dossiers van de vakantiegangers op en bereiden de ontspannende activiteiten voor. ‘Twee derden van hen gaan telkens twee vakanties mee. Zo zijn we goed op elkaar ingespeeld. Recent nog hebben we onze hoofdverpleegkundige Liliane ‘Lan’ Jacobs in de bloemetjes gezet voor haar vijftigste
vakantieweek.’
Dat ook verschillende congregaties en ordes elkaar op vakantie ontmoeten, is ‘zeer zinvol’, zegt hij. ‘Dat voel je heel sterk. Ook in de loop van het jaar. Ze ontmoeten elkaar heel graag.
Sommige zusters spreken ook af in welke vakantieweek ze elkaar kunnen treffen.
Dat smeedt een band.’
Voor uitstappen heeft de groep al vlug een 25-tal rolstoelen nodig. En Wilfried Meert weet wat leven met een rolstoel betekent. ‘Binnenskamers doe ik alles met de rolstoel, zodat ik mijn handen vrij heb, buiten behelp ik mij meestal met een kruk. Zo verzorg ik nog elke dag de eucharistie voor de Zusters van de Jacht.’
Optimisme
Twee jaar geleden echter moest zijn been verder worden geamputeerd: de infectie was weer opgedoken. Intussen kwam er nog een kwaal bij: kanker. Immunotherapie is gestart. ‘Ik blijf strijden tot en met.
Sinds een bijna-doodervaring twintig jaar geleden kan niks mij nog deren.
Ik word niet gespaard, maar mijn optimisme blijft intact. Ik wil leven en ervoor gaan.’
Dat optimisme legt hij ook in zijn homilie, die zich vaak richt tot mensen met een beperking. ‘Ik zeg dan: “Mensen, kijk naar de figuur die ons is voorgegaan, Jezus van Nazareth, en naar het prachtige evangelie van de broodvermenigvuldiging. Die twaalf overblijvende korven zijn voor ons: we mogen er telkens uitnemen om op krachten te komen, om ons hoofd boven water te blijven houden. Laat ons dankbaar zijn voor mensen die anderen met hun helpende, verzorgende handen omringen. Ik weet, af en toe gaat het wat moeilijk – ik heb dat ook – maar wij kunnen nog altijd putten uit ons geloof. Dat is onze sterkte. We kunnen ons even terugtrekken in de stilte en even de Tabor-ervaring hebben, maar we moeten altijd terug naar het dal, naar het dagelijkse waarmee we geconfronteerd worden.”’