Ze zijn meer dan hun dossier
Hanne Jacobs is aalmoezenier in twee Gemeenschapsinstellingen De Kempen
„Mijn eerste vraag is altijd hoe het die dag met een jongere gaat. Ik hoef niet te weten of hij zich wat heeft gedragen in de les, of zijn taken af zijn en of zijn kamer opgeruimd is”, zegt Hanne Jacobs. „Ik toon de jongeren dat ze de moeite waard zijn om bij mij langs te komen, ook als ze een sanctie kregen of agressief uit de hoek kwamen. Ik ben bovendien niet bezig met hun dossier. Opvoeders hebben een gedeeld beroepsgeheim, dus als een jongere een opvoeder in vertrouwen neemt, weten ze allemaal wat hij vertelde. Het beroepsgeheim van een aalmoezenier of een islamconsulent staat daar los van. Met ons kunnen ze vrijuit praten, zonder risico’s.”
Sinds 2014 combineert Hanne Jacobs een baan in het onderwijs met haar taak in de twee campussen van Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand De Kempen in Mol. Jongeren verblijven er omdat ze een misdrijf pleegden of wegens een verontrustende opvoedingssituatie. „Het is geen makkelijke sector. Ik twijfel vaak of ik wel iets kan betekenen, vooral de laatste twee jaar. Jongeren komen na de eerste keer opnieuw in de instelling terecht, twee, drie of vier keer. Heeft dit systeem hen dan wel iets te bieden? En er passeren ook zoveel jongere mensen door de jeugdzorg. Een kamer die ’s morgens vrijkomt, is in de loop van de dag steeds weer gevuld. Dat zoveel jongeren een warm nest missen en in de problemen komen, valt me steeds moeilijker. Het is confronterend, want aan hun thuissituatie kun je nu eenmaal niets veranderen. Dweilen we met de kraan open?”
Gelukkig mag Hanne Jacobs af en toe vaststellen dat ze wel degelijk een betekenisvolle bijdrage kon leveren. „Vaak merk je het aan het eind van een verblijf, wanneer je een geschenkje of een kaartje krijgt om je te bedanken. Die kaartjes hang ik thuis op, om me eraan te herinneren dat het zin heeft. Ik draag ook vaak een kruisje dat een jongere [node:field_streamers:0] voor me maakte in de les metaalbewerking”, zegt ze. „Onlangs deed ik dan weer boodschappen en een jongen aan de kassa kwam me bekend voor. Je vraagt iemand niet zomaar in het openbaar of je hem kent uit de instelling en het kon ook een oud-leerling zijn, want ik gaf tien jaar les, maar hij vroeg me zelf of ik niet in Mol had gewerkt. ‘Ik herinner me jou. Het deed goed dat je elke week kwam checken hoe het met me ging’, zei hij.”
Af en toe organiseert Hanne Jacobs ook een groepsmoment over een Bijbelverhaal. „Dat sluit telkens aan bij een centraal thema in het leven van de jongeren, zoals vergeven, vertrouwen, veroordelen, verraad en verrijzenis. Vaak pleegden ze bijvoorbeeld feiten in groep. Is het verraad om bij een verhoor te vertellen wie erbij was of om eerlijk te zijn over een incident in de instelling? Dat verkennen we aan de hand van het verhaal van Judas.”
„De jongeren die gelovig zijn, zijn altijd nog zoekend en hun geloof is erg zwart-wit. Ik probeer het beeld aan te brengen van de altijd aanwezige God”, vervolgt Hanne Jacobs. „Ook al heb je het verkorven in de samenleving, ook al beging je zware feiten die de maatschappij terecht streng bestraft, er is nog Iemand die met jou aan de slag wil gaan. Wanneer de jeugdrechter hun dossier overloopt, is dat vaak bevreemdend voor hen. Ze herkennen zichzelf niet in die opsomming. Ik zeg nooit dat het niet uitmaakt wat ze deden, wel dat ze niet enkel de optelsom van de feiten zijn. Dat is voor hen vaak een nieuwe en soms een aangrijpende ervaring.”
Ook voor een leefgroep kan een aalmoezenier een verschil maken. „We moeten nooit straf geven of moeilijk nieuws brengen, en vanuit die luxepositie kunnen we een situatie soms ontmijnen. Dan geven we een jongere minder slechtgehumeurd terug aan de groep en wordt de sfeer minder gespannen. Het is fijn om die rol te kunnen spelen.”