Zonder licht geen leven: wat je van deze 7 planten kan leren over innerlijk leven
De winter is meestal niet het meest geliefde seizoen onder mensen die houden van tuinieren en van de natuur. Het groen trekt zich terug in kale takken of onder de grond. De tuin geeft een lege en desolate indruk.
Sommige mensen hebben het ook psychologisch wat lastig om licht te blijven zien in donkere dagen. Toch kunnen we net in de winter een hoop leren over het belang van licht, zowel voor planten als voor ons innerlijke leven. Deze 7 planten helpen ons een stapje verder.
Mos herstelt de ziel. Want mossen tonen door er te zijn dat zelfs in de meest duistere en barre omstandigheden toch nog leven mogelijk is.
1. Mos: zelfs met bijna niets mogen we leven
Zonder licht geen leven. Het is de basiswet van het plantenrijk. Zonder zonlicht kunnen planten niet aan fotosynthese doen. Ze maken dan geen voedsel aan, kwijnen langzaam maar zeker weg en gaan dood. Voor de mens is het niet anders: zonder innerlijk licht kwijnen we weg en verliezen we de zin om te leven.
Mossen en mostuinen kunnen heel troostend zijn als je een periode van innerlijke duisternis meemaakt. De intieme en besloten sfeer van een bemoste bosbodem of een mostuin, nodigt uit om te verstillen, te vertragen, te reflecteren en naar binnen te kijken.
Mos herstelt de ziel. Want mossen tonen door er te zijn dat zelfs in de meest duistere en barre omstandigheden toch nog leven mogelijk is. Je komt ze tegen op de meest onherbergzame plaatsen: op opritten en daken, op donkere bosbodems, verscholen onder andere planten… Mos verdraagt bijna alles en heeft bijna niets nodig van zijn omgeving.
Mossen zijn pioniers. Het zijn de eerste planten die verschijnen op een rotsbodem, in arctische gebieden, na een vulkaanuitbarsting, in mijnsites of in verharde stedelijke omgevingen.
Zo kan mos ook symbool staan voor het eerste innerlijke leven dat opnieuw in ons verschijnt na een barre tijd of een existentiële crisis. Mossen geven hoop omdat ze verwijzen naar nieuw leven na een catastrofe. Ze suggereren dat het de moeite waard is om te wachten op onvermoed nieuw leven.
Mossen fluisteren over andere waarden, dan de dominante waarden van onze cultuur. Terwijl technologie en maatschappij het 'zie mij' opdrijven, nemen mossen steevast de laagste en meest nederige plaats in. Ze overschaduwen niet, domineren niet, concurreren niet. Ze getuigen van de waarde van het onzichtbare innerlijke leven. Ze tonen dat een eenvoudig leven niet alleen mogelijk, maar ook heel mooi kan zijn.
Tegelijk wijzen mossen vooruit naar onze spirituele volwassenheid. Want we kunnen maar in spirituele zin hele mensen worden, wanneer we aanvaarden dat het leven niet alleen bestaat uit zonlicht, bloemen, kleur, uitbundigheid en vruchten. Ook duistere en dorre periodes horen bij het leven en zijn er onlosmakelijk onderdeel van. Pas als we ook die kant van het leven naar waarde schatten, worden we mensen uit één stuk.
Van zwartmoeskervel kunnen we leren om ons te durven richten op ons innerlijke licht, zelfs als het maar zwakjes schijnt als een winterzonnetje. Het is heel wat om je niet tevreden te stellen met schijn, maar echt levengevend licht te zoeken.
2. Zwartmoeskervel: we mogen tegendraadse zoekers naar licht zijn
Terwijl mossen meesters zijn in het toekomen met heel weinig licht, gaat de zwartmoeskervel (Smyrnium olusatrum) op een tegendraadse manier op zoek naar licht. Anders dan de meeste andere planten, sterft hij in de zomer bovengronds af om vanaf september de hele winter door te groeien. Natuurlijk is er in de winter minder zonlicht dan in de zomer. Maar de zwartmoeskervel heeft als grote voordeel dat hij het weinige winterlicht geheel en al voor zichzelf heeft. De kale bomen laten het winterzonnetje door tot op de bodem en er zijn geen andere kruiden om mee te concurreren.
Van zwartmoeskervel kunnen we leren om vindingrijk en creatief, ja zelfs tegendraads, te zijn om innerlijk licht te vinden.
Veel religies spreken op een mooie, symbolische manier over het belang van innerlijk licht. In de eerste regels van de Bijbel is de eerste scheppende daad van God het maken van het licht. Alles begint met licht, daarvoor is er alleen maar ondoorzichtelijke chaos.
In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed, en over het water zweefde Gods geest. God zei: ‘Laat er licht zijn,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en Hij scheidde het licht van de duisternis. Genesis 1,1-4
Licht heft de verwarring op. In het Nieuwe Testament komt God zelf als licht in de mensenwereld. Jezus zegt over zichzelf:
'Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.' Johannes 8,12
Nog los van het geloof in Jezus, wordt hier een mooi, algemeen menselijk inzicht geformuleerd: innerlijk licht geeft leven!
In de christelijke spiritualiteit heeft Johannes van het Kruis wellicht het meeste geschreven over innerlijke duisternis, waarvoor hij het beeld gebruikt van de donkere nacht. Mooi is dat hij het licht beschrijft als een leidend principe dat ons kan loodsen doorheen de vele duisternissen van de ziel: 'Ik had geen ander leidslicht dan wat er in mijn eigen binnenste brandde.'
Ook in andere religies is licht een belangrijk beeld, denk bijvoorbeeld aan de 'verlichting' in het boeddhisme, symbool voor inzicht in en verlossing van het lijden.
Van zwartmoeskervel kunnen we leren om ons te durven richten op ons innerlijke licht, zelfs als het maar zwakjes schijnt als een winterzonnetje. Het is heel wat om je niet tevreden te stellen met schijn, maar echt levengevend licht te zoeken. Daar moet je soms tegendraads voor durven zijn.
Niets en niemand kan ons innerlijk licht geven. In het beste geval kan je tijdens je leven getuigen van innerlijk licht ontmoeten die iets in je oproepen of wakker maken dat er al is.
3. Sint-Janskruid: we mogen getuigen van licht
Alle planten spreken op hun eigen manier over het belang van licht, maar er is één plant die je een bevoorrechte getuige van het licht kan noemen, het sint-janskruid (Hypericum perforatum). Sint-Janskruid verwijst naar Johannes de Doper, over wie in het Evangelie gezegd wordt dat hij kwam om te getuigen van het licht (Johannes 1,6-8).
Zoals Johannes de Doper is sint-janskruid een getuige van licht. Hij bloeit met gele bloemen rond de langste dag, het moment waarop ook de sint-jansfeesten (24 juni) gevierd worden. Het is de christelijke invulling van vroegere zonnewendefeesten, vieringen van het licht. Sint-janskruid heeft ook een lange traditie als medicinaal kruid, vooral als mild antidepressivum. Innerlijk licht in een flesje, zou je kunnen zeggen.
Toch is de belangrijkste les van sint-janskruid dat hij niet zelf licht is, maar hoogstens getuigt van licht. Zoals ook van Johannes de Doper gezegd werd: 'Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht.' (Johannes 1,8).
Niets en niemand kan ons innerlijk licht geven. In het beste geval kan je tijdens je leven getuigen van innerlijk licht ontmoeten die iets in je oproepen of wakker maken dat er al is.
Dat is ook een belangrijke les in bescheidenheid voor mensen die anderen iets willen vertellen over innerlijk leven, in religieuze of psychologische zin. Je bent zelf geen licht. Je kan hoogstens getuigen van licht. Ook middeltjes, waaronder sint-janskruidpreparaten, mogen we relativeren. Geen antidepressivum geeft ons innerlijk licht. Hoogstens geven ze wat ademruimte die kan toelaten om op zoek te gaan naar innerlijk licht.
Echte innerlijke groei vindt plaats als wij wat er in ons leeft, ook onze schaduwen, voor onszelf aan het licht laten komen. Heel onze oppervlakkigheid en heel onze diepte.
4. Perzikkruid: we mogen alles aan het licht laten komen
Terwijl het sint-janskruid een alom geprezen medicinaal kruid is, wordt het perzikkruid (Persicaria maculosa) beschouwd als onkruid. 'Boerenverdriet' wordt het ook genoemd, omdat de zaden jarenlang kiemkrachtig blijven en na een ploegbeurt de velden bedekken. De boeren creëren op hun akkers dan ook de ideale groeiomstandigheden voor perzikkruid: een rijke, omgewoelde grond.
Ook in veel tuinen is het een spontane gast waar de bodem wordt omgewoeld. Verrassend is dat dit boerenverdriet gewoon eetbaar is. Je kan de blaadjes bij een salade doen.
Van het perzikkruid wordt gezegd dat het onder het kruis van Jezus stond. Tijdens de kruisiging zouden druppels bloed op de bladeren gevallen zijn, wat de donkere vlek in het midden van het blad verklaart. Perzikkruid wordt daarom ook jezusgras genoemd.
Je vindt het perzikkruid daarom wel eens terug in de christelijke schilderkunst. Hieronder bijvoorbeeld als tweede plantje rechts van de vaas onderaan.
Je zou kunnen zeggen dat perzikkruid symbool staat voor het verworpene. Als onkruid wordt hij verworpen en hij verwijst naar Jezus die de verworpene is. Maar van diezelfde Jezus wordt gezegd dat de steen die door de bouwlieden werd verworpen de hoeksteen geworden is (Handelingen 4,11).
Dat het verworpene de hoeksteen wordt, leert ons iets heel belangrijks en paradoxaals over innerlijke groei. Soms zijn we geneigd te denken dat we, om innerlijk te groeien, onze deugden moeten versterken en onze ondeugden moeten onderdrukken. Maar zo werkt het in wezen niet. Dan worden onze innerlijke schaduwen alleen maar langer. We kunnen er neurotisch en onverdraagzaam van worden.
Echte innerlijke groei vindt plaats als wij wat er in ons leeft, ook onze schaduwen, voor onszelf aan het licht laten komen. Heel onze oppervlakkigheid en heel onze diepte.
We groeien innerlijk door nederige zelfkennis, niet door ons beter voor te doen dan we zijn. Het paradoxale is dat we innerlijk als het ware naar beneden groeien. Anders dan planten die omhoog groeien naar het licht, groeien mensen innerlijk naar beneden naar het licht. De diepste diepte van onszelf, dat is de bron van het licht, dat is God.
De weg naar de diepte kunnen we bij momenten echt als een neergang ervaren, een steeds scherper inzicht in onze eigen liefdeloosheid. Toch kan je je huisgenoten geen grotere dienst bewijzen dan je innerlijke drijfveren en conflicten voor jezelf tot klaarheid laten komen. Dan werk je ze niet uit op anderen.
Innerlijke groei herken je dus niet aan succes, macht, aanzien, kennis, autonomie, kracht, vaardigheden, maar wel aan paradoxale kwaliteiten als nederigheid, vermogen om onmacht te verdragen, humor, zelfrelativering, onthechting, overgave, en uiteindelijk aan geloof, hoop en liefde.
Heb je je ooit al eens afgevraagd waarom een mensenleven vaak eindigt in grote onmacht en afhankelijkheid? Is het een wrede grap van het universum? Of ligt daarin net het grootste geheim van het leven verscholen: dat God zijn kracht zaait in onze zwakte (2 Korintiërs 12,9)?
Groot kaasjeskruid toont dat een leven van innerlijke volheid en heelheid mogelijk is.
5. Groot kaasjeskruid: we mogen naar het volle leven verlangen
Net als perzikkruid is het groot kaasjeskruid (Malva sylvestris) een eetbaar onkruid. Het heeft een lange traditie als noodvoedsel in het Midden-Oosten, zowel bij het Palestijnse als het Joodse volk.
Maar terwijl perzikkruid een heel nederig plantje is, wordt dit kaasjeskruid terecht 'groot' genoemd. Ik zou hem zelfs 'groots' durven noemen. Hij heeft alles wat je van een tuinplant kan hopen: mooi met grote bloemen, eetbaar, inheems en dus een zegen voor onze biodiversiteit, geneeskrachtig, gemakkelijk te kweken, betekenisvol met een lange traditie.
Groot kaasjeskruid toont dat een leven van innerlijke volheid en heelheid mogelijk is. Middeleeuwse mystici noemden het de 'adel van de ziel'. Dat is in onze pessimistische tijd een revolutionaire gedachte geworden: we zijn tegenwoordig erg gaan twijfelen aan de grootsheid en adel van de mens.
De lange geschiedenis als voedsel in nood van het kaasjeskruid kan ons leren dat we niet moeten wachten tot de uiterlijke omstandigheden gunstig zijn om innerlijk te groeien en de volle adel van onze ziel te realiseren. Net in oorlog en bij grote ontbering kwamen de kwaliteiten van het kaasjeskruid aan het licht.
We moeten ook niet wachten tot we mentaal of fysiek geheel gezond zijn om onze roeping in het leven te volbrengen. We mogen ervan uitgaan dat we gezond genoeg zijn om te doen wat we te doen hebben en tot volwassenheid te komen.
Het is misschien net in ongunstige omstandigheden dat onze liefde een verschil kan maken, en dat zichtbaar kan worden wat wij anderen te bieden hebben. Wij zijn geroepen om al onze innerlijke kwaliteiten aan het licht te laten komen en daarmee voedsel te zijn voor anderen. Dat is de volheid van het innerlijke leven.
We worden mensen uit één stuk als we gezonde verbindingen leggen met het transcendente en met het onbewuste.
6. Es: we mogen volwassen mensen uit een stuk worden
Bomen zijn de planten bij uitstek die het volwassen leven symboliseren, de volle tooi van het leven. Omdat ze groter zijn dan ons en langer leven, verwijzen bomen gevoelsmatig naar dat wat de mens voorafgaat en overleeft, wat ons overstijgt. Hun aanwezigheid straalt rust en kracht uit, stabiliteit en individualiteit.
In de ecologie wijzen bomen op een climaxvegetatie. Door ecologische successie evolueren landschappen in ons klimaat naar een bos. Ze zijn een eindpunt van groeiprocessen en ontwikkeling.
Bij de psychiater Jung is de boom het archetype, het oersymbool, van de geestelijke volwassenheid of individuatie.
Ook in de meeste religies hebben bomen een sterke symbolische lading. Denk maar aan de bodhiboom waaronder de Boeddha verlichting vond. In de Bijbel staat in het centrum van het paradijs een levensboom die bron is van eeuwig leven. Welke boom dat is, weten we niet.
In de Edda, een middeleeuwse tekst uit IJsland, wordt de levensboom Yggdrasil vereenzelvigd met de Es (Fraxinus excelsior), hoewel sommige geleerden eerder aan de taxus (Taxus baccata) denken. De functie van deze levensboom of wereldboom is om werelden met elkaar te verbinden. De Yggdrasil verbindt de mensenwereld met godenwerelden en onderwerelden.
Bomen verbeelden de geestelijke volwassenheid omdat ze de wereld van het zichtbare (stam) verbinden met het bovenwereldse of transcendente (kruin) en met de onderwereld van het onbewuste (wortels). We worden mensen uit één stuk als we gezonde verbindingen leggen met het transcendente en met het onbewuste. Dat betekent het om geestelijk volwassen te zijn: diep wortelen in de aarde van ons psychische leven en onze takken ver en fijn vertakt uitstrekken naar de oneindige God.
Net zoals bomen rond zich een microklimaat creëren voor andere planten, zo scheppen geestelijk volwassen mensen rondom zich een sfeer waar anderen kunnen floreren.
Het innerlijke leven groeit door een houding van ontvangen in plaats van veroveren. De zon schijnt gratis, aan de hemel en in ons hart.
7. Lelietje-van-dalen: we mogen licht gewoon ontvangen
Bomen gunnen ons een glimp van het einddoel van het innerlijk groeiproces. Maar dat kan ons ook ontmoedigen of vermoeien als we nog lang niet zover zijn. Daarom even een stapje terug naar een bescheidener plantje.
In het Evangelie zegt Jezus: 'Leer van de lelies op het veld hoe ze groeien.' (Matteüs 6,28) Daarmee bedoelt hij niet dat we biologen moeten worden en bestuderen hoe lelies botanisch groeien. Hij bedoelt dat we van het groeien van de lelies kunnen leren hoe we zelf kunnen groeien als mens, innerlijk groeien. Ook als je weinig met religie hebt, is dat een frisse gedachte.
Maar welke bloemen bedoelde Jezus eigenlijk toen hij sprak over de lelies van het veld? Vermoedelijk niet de botanische geslachten lelie (Lilium) of daglelie (Hemerocallis), want die groeien niet in het Midden-Oosten. Mogelijk gaat het over de tuinanemoon (Anemone coronaria).
Wat mij betreft mag je denken aan elk spontaan en wat woekerend plantje dat uitbundig groeit en bloeit zonder veel menselijke inspanning en beredenering: madeliefjes en paardenbloemen in je gazon, kamille en klaprozen langs een akker, jakobskruiskruid en dagkoekoeksbloemen in de wegberm, enzovoort.
In mijn tuin associeer ik het lelietje-van-dalen of meiklokje (Convallaria majalis) met de uitspraak van Jezus. Wat kunnen we dan leren van die plantjes? Twee dingen.
Ten eerste: laat uiterlijke zorgen en gedachten over je levensomstandigheden niet je innerlijke ruimte geheel verduisteren. Er moet wat tijd en vrijheid overblijven om je innerlijke licht te zien en te volgen. Het straalt daar in de diepte, altijd al, maar het wil wel opgemerkt worden zodat het de andere lagen van je leven kan doorstralen.
Ten tweede: het innerlijke leven groeit door een houding van ontvangen in plaats van veroveren. De zon schijnt gratis, aan de hemel en in ons hart. We mogen ons zoals de planten volzuigen met dat licht. Met een religieus woord zouden we dat genade noemen. En het religieuze woord voor de menselijke houding die daaraan het beste beantwoordt is overgave.
De geur van meiklokjes is voor mij de geur van genade. Wat die geur van ons vraagt is eenvoudigweg dat we ruiken.