Moeder Teresa wordt voortaan in de hele Kerk gevierd op 5 september
Moeder Teresa van Calcutta (1910-1997) werd in 2003 door paus Johannes Paulus II zalig verklaard en in 2016 door paus Franciscus heilig verklaard. Veel priesters vernoemden haar op eigen initiatief al tijdens de mis op 5 september, haar sterfdatum in 1997. Nu is ze ook officieel toegevoegd aan de Romeinse liturgische kalender als optionele nagedachtenis.
Het Dicasterie voor de Goddelijke Eredienst publiceerde op dinsdag een decreet daarover, ondertekend door de prefect kardinaal Arthur Roche, waarin ook Latijnse liturgische teksten staan voor het bidden van de getijden en het vieren van de mis. Het is aan de bisschoppenconferenties om de teksten te laten vertalen en de nodige aanpassingen te doen in liturgische kalenders en boeken.
Bio
Moeder Teresa werd op 26 augustus 1910 in Skopje, Noord-Macedonië, geboren als Anjezë Gonxhe Bojaxhiu. Ze legde in 1937 haar plechtige geloften af als zuster van Loreto in Calcutta, India. In 1950 verliet ze de zusters van Loreto om de Missionarissen van Liefde op te richten. Die telt nu meer dan 6.000 zusters, actief in 130 landen waar zij de meest behoeftigen dienen. Moeder Teresa kreeg in 1979 de Nobelprijs voor de Vrede.
Icoon van naastenliefde
Tijdens de mis voor haar heiligverklaring noemde paus Franciscus Moeder Teresa een kanaal van goddelijke barmhartigheid die de duisternis om ons heen verlicht. 'Haar missie naar de stedelijke en existentiële periferieën,' zo zei de paus in zijn preek, 'blijft voor ons vandaag een welsprekend getuigenis van Gods nabijheid tot de allerarmsten.'
Volgens kardinaal Roche verwijzen de liturgische teksten die dinsdag werden vrijgegeven naar de aanwezigheid van het kruis van Christus in de noden van de armen.
De plaats van God in mijn ziel is leeg. God is afwezig in mijn aanwezigheid.
Moeder Teresa
Brief aan Josef Neuner, 1960
Geloof zonder troost
Bij de teksten voor het getijdengebed is er ook een deel van een brief die Moeder Teresa in 1960 schreef over haar worsteling met wat Johannes van het Kruis de donkere nacht van de ziel noemde. Na haar dood raakte bekend dat Moeder Teresa bijna 50 jaar lang en tot aan haar dood leed onder ervaringen van spirituele leegte, het zwijgen van God en de schijnbare afwezigheid van God. Een fragment uit de brief die in de liturgie van het getijdengebed is opgenomen.
'Sinds het jaar 1951 of 1950 is er in mijn ziel dit vreselijke gevoel van verlies, deze vreselijke duisternis, deze eenzaamheid, dit voortdurende brandende verlangen naar God, dat de grootste pijn in de diepten van mijn hart oproept. De duisternis is zo groot dat ik niet met zekerheid kan zien, noch met mijn geest, noch met mijn verstand. De plaats van God in mijn ziel is leeg. God is afwezig in mijn aanwezigheid. Als de pijn van het verlangen zo groot is, verlang ik naar God en verlang ik naar Hem; maar ik voel dit: hij wil mij niet, hij is er niet. Hemel, mijn ziel: zijn dit slechts woorden en hebben ze voor mij geen betekenis? Mijn hele leven lijkt disharmonisch. Waar help ik zielen heen? Waarom dit allemaal? Waar is de ziel in mijn essentie? God wil mij niet. Op een gegeven moment voelde ik mijn hart schreeuwen: "Mijn God!", maar er kwam niets. Ik kan de marteling en de pijn niet beschrijven. Vanaf mijn kindertijd had ik een diepe liefde voor Jezus in het Allerheiligste Sacrament, maar ook deze liefde verdween. Ik voel niets voor Jezus, maar ik wil de Heilige Communie absoluut niet missen.'
De jezuïet aan wie ze de brief schreef, pater Josef Neuner, hielp Teresa om haar groot geestelijk lijden te zien als deelname aan het lijden van Christus en van de armen. Toch maar blijven geloven, zonder troost, zag ze als een keuze, ondanks tegengestelde gevoelens.
Bronnen: Vatican News (Engels) - Jezuïeten in het leven van moeder Teresa